Hechtingstijlen
secure attachment: de verzorger reageert sensitief, consistent en gepast op de fysieke, emotionele en sociale behoeften van het kind. Diepgewortelde gevoel van security and safety. reacties zijn voorspelbaar en betrouwbaar → kind weet wat het kan verwachten gaan omgeving verkennen |
resistant/ambivalent attachment: verzorger reageert vaak inconsistent en onvoorspelbaar op de fysieke, emotionele en sociale behoeften van het kind. kind in de war → reageren zelf ook inconsistent op situaties. Basisgevoel van onveiligheid en onzekerheid. Kind weet niet of die waardig is voor zorg of om van gehouden te worden |
avoidant attachment: De verzorger reageert vaak met ontoereikend, opdringerig of overdreven controlerende zorg voor de fysieke, emotionele en sociale behoeften van het kind, psychologisch onbeschikbaar. ouders reageren onvoldoende op de gevoelens van het kind, kind is afstandelijk, vaak zijn het onzekere kinderen die het gevoel hebben dat ze aandacht/zorg niet waard zijn |
disorganized attachment: De verzorger wordt als beangstigend, angstig of kwaadaardig ervaren. Verzorger is een bron van comfort en een bron van angst. Kind is angstig, maar in extremere mate dan de eerdere hechtingsstijlen bv huishoudelijk geweld. Reactie is vaak tegenstrijdig: kan elke keer anders reageren kind echt bang van de ouder |
Modellen
Dimensionele modellen van psychopathologie: benadrukken manieren waarop typische gevoelens, gedachten en gedrag gradueel meer serieuze problemen worden; geen scherpe onderscheiding tussen aanpassing en ongepastheid; ook wel continu/kwantitatief |
Categorische modellen van psychopathologie: benadrukken discrete en kwalitatieve verschillen in individuele patronen van emotie, cognitie en gedrag; duidelijke onderscheiding wat normaal is en wat niet; ook wel discontinu/kwalitatief |
Fysiologische modellen: benadrukken rol van genetics, biologische invloeden en chemische prosessen (fysiologische basis van psychologische processen |
pruning: competitieve verlies van synapsen - gebruik het of verlies het. Minder, maar sterkere en snellere paden. Ervaringsafhankelijke plasticiteit. Diathese: fysiologische kwetsbaarheden, Stress: fysiologisch of omgeving |
Passieve correlaties: kinderen blootsgesteld aan verschillende omgevingen gegeven door genetisch gerelateerde ouders. Actieve correlaties: kinderen selecteren of creëren eigen omgeving als functie van genetische achtergrond. Evocatieve correlatie: kinderen ervaren verschillende reacties op genetisch beïnvloede emoties of gedragingen |
Psychodynamisch model: huidig onderzoek benadrukt 1) onbewuste cognitieve affectieve en motivational processen, 2) mentale representaties van zelf, ander en relaties, 3) betekenisvolheid van individuele ervaringen, 4) ontwikkelingsperspectief focust op origin van (a)typische persoonlijkheid in vroege kindertijd en constante verandering psychologische uitdagingen |
Gedrags- en cognitieve model: gedragsmodellen: oriëntatie naar buiten, focus op individueel observeerbaar gedrag binnen specifieke omgeving; Cognitieve modellen: focus op componenten en processen van mind en mentale ontwikkeling |
Cognitieve gedragstherapie: manage van problemen door de manier te veranderen waarop iemand denkt en gedraagt |
Humanistisch model: benadrukt persoonlijke betekenisvolle ervaringen, aangeboren motivaties voor gezonde groei en kinds purposeful creatie van zelf |
contrast met psychodynamisch model: bewuste vs onbewuste, positieve vs negatieve menselijke eigenschappen |
psychopathologie: interferentie/onderdrukking van deze behoefte |
Familiemodel: familiedynamieken van gezin begrijpen; invloed van ouders duidelijk en krachtig |
Psychologische modellen (psychodynamisch, cognitief-gedrag, humanistisch en familie): benadrukken interpersoonlijk en intrapersoonlijke factoren in ontwikkeling, verloop en behandeling van psychopathologie |
gedeelde en ongedeelde omgeving, focus op kind binnen familiesetting |
Sociaalcultureel model: benadrukt belangrijkheid van sociale context inclusief geslacht, ras, etniciteit en socioeconomische status in ontwikkeling, verloop en behandeling van psychopathologie |
aannames: 1) kinderen ontwikkelen binnen sociale arrangements van gegeven moment. 2) deze arrangements veranderen door gebeurtenissen en trends. 3) ontwikkelende individuen veranderen geschiedenis. 4) culturen geven betekenis aan manieren van ontwikkelen |
cultuur grote invloed op ontwikkeling; geboortecohort; geslacht, etniciteit en socioeconomische status; ecologische modellen (verschillende systemen: meso, exo, macro and chrono) |
Autisme
Prevalentie: 1-2%; Over het algemeen 20-25% vrouwen (door genen, symptomen, compensatie en klinische bias) |
Diagnose: A. Deficits in social communication and social interaction, including: •Social emotional reciprocity •Nonverbal communication •Relationships B. Restricted, repetitive behavior and interests (>2): •Stereotypic or repetitive behavior •Insistence on sameness •High restricted, fixated interest •Hyper- or hypo responsiveness |
Toetsing: •Autism Diagnostic Interview (ADI) •Autism Diagnostic Observation Scale (ADOS) |
Behandeling: focus op individu en omgeving. Zorg op maat. Vroege interventies verbeteren cognitieve en sociale functioneren, maar 'genezen' het niet |
Etiologie: genen x omgeving |
joint attention: capaciteit om eigen visuele aandacht te coördinderen net aandacht voor ander persoon |
Rond 70% normale intelligentie en 30% regressie (verlies van skills) |
laten meer negatieve emoties zien en minder goed gereguleerde emoties |
|
Psycho-educatie |
erfelijkheid van autisme is hoog |
affectieve sociale competentie: coördinatie van sociale capaciteiten om emoties te ervaren, zenden van emotionele berichten naar anderen en lezen van emotionele berichten van anderen |
|
ouderinterview, checklists, rating scales en observaties |
|
Gedragstherapie: |
Neurobiologische verklaringen: abnormale hersengroei, te veel groei in vroege ontwikkeling, groter hoofdomvang. Neurochemisch: neurotransmitter: serotonine, oxytocine, beloningssysteem, excitatie/inhibitie balans. Neuroanatomisch: minder neuronen in limbisch systeem; atypische activiteit in specifieke regio's tijdens het waarnemen van gezichten, emoties en spraak (meer onderzoek naar real-time nodig) |
echolalia: ongepaste of niet -communicatieve herhaling van woorden of zinnen |
|
symptomen moeten in vroege kindertijd zichtbaar zijn |
|
Medicatie: gericht op comorbide problematiek |
Psychologische verklaringen: - Centrale coherentie: natuurlijke neiging om connecties tussen stimuli te zien (zwak: focus op detail, sterk: focus op geheel) -executive functions: Cognitive functions that regulate goal directed behavior; Mental flexibility; Planning; Working memory; Inhibition; Initiative -emotional competence -theory of mind |
folk physics: interesse in hoe dingen werken; folk psychology: interesse in hoe mensen werken |
Attention Deficit/Hyperactive Disorder (ADHD)
Prevalentie: 5.2-6.5% in kindertijd; in volwassentijd: 2.5-3.4% |
Diagnose: |
Toetsing: |
Behandeling: |
Etiologie: |
Comorbiditeit: in kindertijd met ODD/CD, in volwassentijd SUD/internaliserende stoornissen |
Twee-factor model ADHD: predominante hyperactiviteit/impulsiviteit moeilijkheden of predominante inattentieve moeilijkheden of gecombineerde moeilijkheden |
35% 'hersteld' |
symptomen: 6 of meer |
diagnostisch interview (altijd): kind, ouder en leerkracht |
medicatie (ritaline, adderall, cylert) + psychosociale behandelingen meeste ondersteuning |
genetisch component: 76%, veel genen met weinig impact (= polygenic model). 71% verklaard inattentie, 73% verklaard hyperactiviteit/impulsiviteit |
ODD, CD, mood + anxiety disorders, leerstoornissen en andere leerstoornissen; middelengebruikstoornis |
Barkley’s Inhibition hypothesis: Should explain the various cognitive problems |
Meer jongens dan meisjes, in volwassentijd neemt het af van 80% naar 50% |
leeftijdscriterium: <12 jaar |
vragenlijsten (meestal): ouders en leerkracht |
psychosociale behandeling: behavioral parent training; cognitieve gedragsinterventies voor kinderen, gedrags geörienteerde peer interventies; social skill training; summer programs |
fysiologische factoren:kleinere hersenen en verminderdecortische dikheid in regio's gelinkt aan beloning en motivatie |
|
Motivation model: Delay aversion |
|
Contextcriterium: 2 of meer |
observaties (regelmatig): school (Soms) of speelobservaties (komt meer voor) |
school interventie: minder afleiding, geschreven + orale instructie, visuele hulpmiddelen + reminders; behavior contingency models = beloningsprogramma's, puntensysteem + time-outs |
psychologische factoren: zwakten op meerdere aspecten Executive functioning (vooral heet) |
|
DA hypothesis: Stimulant effects Polymorphism (DA transporter) |
|
Limitatiecriterium: hinder |
neuropsychologische toetsing: intelligentie (regelmatig); continue prestatie taak (soms) |
interventie voor volwassenen: medicatie + therapeutic emphasis on life-management skills |
familie + omgevingsfactoren: dragen niet alleen bij aan ADHD, maar ook aan behoud en verergering. Prenatale risicofactoren (alcohol, roken, stress); geboortecomplicaties; vroeg geboorte/laag geboortegewicht; blootstelling aan zware metalen; extreme verwaarlozing vroeg in leven |
|
Cognitive energetic model (Sergeant): Lower arousal |
|
Andere stoornis criterium: symptomen kunnen niet verklaard worden door andere stoornissen |
Fysieke toetsing (soms): uitsluiten fysieke oorzaken, contra-indicaties farmacologische behandeling |
|
Endophenotypes: dat het erfelijk moet zijn, co-segregatie (erfelijk) moet zijn met een psychiatrische ziekte, maar toch aanwezig moet zijn, zelfs als de ziekte niet (d.w.z. onafhankelijk van de staat) is, en vaker moet worden gevonden bij niet-getroffen familieleden dan bij de bevolking |
|
Dual-pathway model: Should explain cold and hot EF dysfunctions |
ODD en CD
Prevalentie: ODD (1-11% gehele populatie, 28-65% klinische populatie) en CD (2-10% gehele popultaie, 16-34% klinische populatie) |
Diagnose: |
Toetsing: |
Behandeling: |
Etiologie: |
Ontwikkelingsverloop: |
Verschillende soorten agressie: zie presentatie slide 7 |
meer jongens dan meisjes |
ODD: tenminste 6 maanden, 4 of meer symptomen, gericht tegen iemand anders dan sibling. Categorieën: angry/irritable mood, argumentative/defiant behavior, vindictiveness |
Informatie van ouders, leerkrachten en kind |
Child behavior management training |
Prenatale risicofactoren: middelengebruik, stress, slechte voeding, tienerzwangerschap, psychopathologie |
overt pad: mindere agressie -> serieuze agressie die onverholen en schaamteloos is |
peer contagion: buitengesloten kinderen vinden elkaar, probleemgedrag verergert → Gedrag nadoen |
|
CD: herhaald en volhardend patroon waarin rechten van anderen of leeftijdsgepaste sociale normen of regels geschonden worden geuit in tenminste 3 symptomen. Categorieën: agressie naar mensen en dieren, vernieling van bezit, liegen of stelen, serieuze violaties van regels |
Zelfrapportage van gedragsmoeilijkheden zijn geen goede bron van data |
Kindbehandeling: address motivatie voor verandering + persoonlijke verantwoordelijkheid voor verandering |
opvoedingspraktijken <-> gedrag kind |
covert pad: minder erge misdragingen -> meer serieuze delinquente daden; meer verholen en secretive |
coercion: gedragingen worden negatief versterkt (bv. uitgescholden als je iets niet doet |
|
|
|
Ouderbehandeling: parent management training: afnemen coercive interacties, toenemen positieve opvoeding + compliant behavior + prosocialiteit |
School: afwijzing door leeftijdsgenoten |
autoriteit conflict pad: koppige relate-geörienteerde gedragingen -> meer serieuze ongehoorzamheid en vijandigheid |
deviantietraining: negatief gedrag wordt positief versterkt → substantie gebruik |
|
|
|
comprehensive, peer, school + residential programs: multimodale behandelingen werken het best |
|
|
ODD is meer verbaal, CD is meer fysiek; overeenkomsten: intentioneel, moeite met autoriteit (conflicten met omgeving) |
|
|
|
preventie: benadrukken competentie kind, zelfcontrole, problemen oplossen en relaties met leeftijdsgenoten |
|
|
overlap met ADHD: impulsiviteit, uitbarstingen, moeite met jezelf inhouden verschillen ADHD en ODD: niet gehoorzamen, bij ODD veel algemener verschillen ADHD en CD: CD intentie om pijn te doen, ADHD niet aanwezig |
|
Created By
Metadata
Comments
No comments yet. Add yours below!
Add a Comment