Show Menu
Cheatography

Chapter 2 from the Nederlands in gang.

Vraagw­oor­dvragen

Wie
Who
Hoe
How
Hoeveel
How many
Wat
What
Waar
Where
Welk/Welke
Which
Wanneer
When
Waarom
Why

Seizonen

de winter
Winter
de lente / het voorjaar
Spring
de zomer
Summer
de hersft / het najaar
Fall
 

Possessief Pronomen

Mijn
My
Jouw / je
Your
Uw
Your (formal)
Zijn
His
Haar
Her
Zijn / haar
Its
Onze / ons
Our
Jullie / je
Your
Hun
Their

Maanden en seizonen

januari
January
februari
February
maart
March
april
April
mai
May
juni
June
juli
July
augustus
August
september
September
oktober
October
november
November
december
December
 

De dagen van de week (The days of the week)

maandag
Monday
dinsdag
Tuesday
woensdag
Wednesday
donderdag
Thursday
vrijdag
Friday
zaterdag
Saturday
zondag
Sunday

Tiempos

eergis­teren
The day before yesterday
gisteren
Yesterday
vandaag
Today
morgen
Tomorrow
overmorgen
The day after tomorrow
het is
it is (day)
 

Comments

No comments yet. Add yours below!

Add a Comment

Your Comment

Please enter your name.

    Please enter your email address

      Please enter your Comment.

          Related Cheat Sheets

          Dutch Vocabulary Cheat Sheet

          More Cheat Sheets by irefernandez94